Een warm welkom voor uitgenodigde vluchtelingen

Op uitnodiging van de staat vestigen jaarlijks vijfhonderd vluchtelingen zich in Nederland. Alles wordt uit de kast gehaald om deze groep mensen een toekomst te bieden in hun nieuwe land; van oriënterende programma’s in de vluchtelingenkampen tot opvang in een ‘eigen’ asielzoekerscentrum in Amersfoort en plaatsing in gemeenten met veel werkgelegenheid.

Simone Paauw

In Nederland bestaat de laatste jaren het beeld dat mensen in nood hier niet meer welkom zijn. Van de wereldwijd 37 miljoen vluchtelingen voor honger en geweld belandt maar een zeer klein deel in Nederland. Na een vaak jarenlang verblijf in asielzoekerscentra, krijgen veel asielzoekers alsnog te horen dat ze terug moeten naar het land van herkomst. Om te voorkomen dat ze hier teveel wennen, krijgen ze een programma aangeboden dat is gericht op terugkeer en niet op integratie in Nederland. Een mediacampagne als 26.000 Gezichten versterkt het beeld van een rigide overheid die zonder oog voor individuele problemen asielzoekers de deur wijst.

Eén specifieke groep vluchtelingen heeft echter veel positievere ervaringen met de gastvrijheid van Nederland. De overheid stelt zich steeds actiever op bij het uitnodigen van vluchtelingen. De uitgenodigde vluchtelingen die zich hier vestigen ontvangen meteen een verblijfsvergunning. Zij kunnen niet meer worden uitgezet. In aanmerking komen door de UNHCR, de commissie voor vluchtelingen van de Verenigde Naties, geselecteerde mensen. Door een gebrek aan eigen middelen is de situatie van deze vluchtelingen uitzichtlozer dan dat van de asielzoekers die op eigen kracht naar Nederland komen. Ze leefden meestal jarenlang onder erbarmelijke omstandigheden in de kampen, waar ze weinig toekomstperspectief hadden.

In haar kantoor in het hoofdgebouw van het asielzoekerscentrum in Amersfoort vertelt Nicolien Rengers, missiecoördinator van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), over de missies naar vluchtelingenkampen. Daar bereiden COA-medewerkers de groepen zoveel mogelijk voor op een toekomst in Nederland. ‘De eerste keer dat ik in zo’n oord kwam, moest ik even een paar keer slikken. Veel kampen bestaan heel lang en zijn enorm groot. Een omvang van de stad Utrecht is geen uitzondering. Vaak is het terrein bijna niet meer te onderscheiden van de omgeving. Je moet opletten om te zien waar de stad ophoudt en het kamp begint. Het is één grote sloppenwijk. De voorzieningen zijn verre van ideaal. Er is een tekort aan water, voedsel, medische zorg en onderwijs. Binnen de vluchtelingenkampen spelen de conflicten uit het eigen land soms nog een grote rol. Helemaal veilig is het dus niet. Maar buiten het kamp is de situatie vaak nog slechter. De groep van ongeveer vijfhonderd vluchtelingen per jaar die op uitnodiging naar Nederland komt, bestaat uit de meest kwetsbare mensen uit de kampen, mensen die bedreigingen ontvangen, mensen met ernstige medische problemen, jongeren zonder familie, moeders en vrouwen en vaak grotere gezinnen. Deze mensen hebben nauwelijks geld om eten te kopen, laat staan een vliegticket.

‘Ze zijn heel trots als ze op Schiphol nog een enkel Nederlands woordje weten’

De overheid is sinds anderhalf jaar actiever in het uitnodigen van vluchtelingen. ‘Nederland is min of meer op zijn vingers getikt door het UNHCR’, vertelt COA-voorlichter Mylene Kerstiens terwijl ze de mappen op haar computer doorloopt naar beleidsstukken die niet vertrouwelijk zijn. ‘Nederland haalde de afgesproken hoeveelheid van vijfhonderd mensen vaak niet. Vroeger nodigden we vooral individuele mensen uit, maar tegenwoordig gaat het met hele groepen tegelijkertijd. Dan moet je denken aan ongeveer vijftig personen per keer. De geselecteerde personen doen in de kampen verplicht mee aan een oriënterend programma. Eerst voeren we een kennismakingsgesprek waarin we achtergrondgegevens verzamelen over gezinssituatie, opleiding en werkervaring. Daarna voeren we gesprekken over de verwachtingen van de vluchtelingen en vertellen we zoveel mogelijk over ons land.’ Rengers voegt hieraan toe: ‘Tijdens de oriëntatiegesprekken blijkt vaak dat de deelnemers veel te hoge verwachtingen hebben van Nederland. Ze denken dat ons land een paradijsje is, waar ze snel werk vinden en gemakkelijk zullen wennen. In de praktijk blijkt meestal dat het allemaal veel moeilijker gaat. Ook door eerder opgelopen trauma’s en het gemis van familieleden en vrienden, ligt na het aanvankelijke enthousiasme een flinke terugval op de loer. Daar moeten we mensen echt voor waarschuwen.’
‘Iedereen moet een paar weken voor vertrek verplicht deelnemen aan lessen over Nederland’, vertelt Rengers. ‘Aan bod komen het klimaat van Nederland, hoe wij wonen, werken, naar school gaan, wat gewenst gedrag is, wat onze normen en waarden zijn, hoe het Nederlandse staatsbestel in elkaar zit, enzovoorts. Ook krijgen de deelnemers, voor zover mogelijk, les over allerlei praktische vaardigheden die van pas komen in Nederland. Ze leren bijvoorbeeld hoe ze het toilet moeten gebruiken en dat ze het gas moeten uitdraaien in plaats van uitblazen. Dat klinkt nogal simpel. Maar die mensen zijn dat soort voorwerpen helemaal niet gewend. Vooral de kinderen moeten leren dat ze bijvoorbeeld niet op het doucheputje mogen poepen. De deelnemers krijgen ook taallessen. Ze zijn heel trots als ze op Schiphol nog een enkel Nederlands woordje weten. Doordat ze vaak een redelijk vergelijkbare achtergrond hebben, is het programma redelijk goed af te stellen op het niveau van de groepsleden. In het asielzoekerscentrum gaan de trainingen en lessen gewoon verder.’

Toekomst

In Amersfoort is een bestaand asielzoekerscentrum sinds januari 2006 speciaal ingericht voor de opvang van uitgenodigde vluchtelingen. In een stijlvol oud gebouw en in de nieuwbouwappartementen op het terrein brengen de vluchtelingen hun eerste maanden in Nederland door. Kerstiens: ‘De categorale opvang in Amersfoort is tot stand gebracht, zodat we bij deze mensen veel beter kunnen werken aan hun toekomst in Nederland. Andere asielzoekerscentra bieden vooral programma’s die zijn gericht op terugkeer. Bovendien vielen andere bewoners de uitgenodigde vluchtelingen vaak lastig. Ze waren gefrustreerd over het schijnbare gemak waarmee de uitgenodigde vluchtelingen hun verblijfsvergunning verkregen. Dat was heel dramatisch, want de staat nodigde die mensen uit. Maar eenmaal hier voelden ze zich helemaal niet meer welkom.’ Rengers voegt eraan toe: ‘Ondanks dat iedereen meteen een verblijfsvergunning krijgt, en dus in principe mag gaan en staan waar hij of zij wil, is het toch beter om eerst een paar maanden in het asielzoekerscentrum door te brengen. Iedereen staat hier met raad en daad klaar. Na die eerste maanden is er genoeg tijd om alles op eigen houtje uit te vinden. We proberen voldoende mee te geven, zodat iedereen zich kan redden. De overgang van een armoedig bestaan in een wanordelijk kamp naar het georganiseerde en welvarende Nederland is natuurlijk onvoorstelbaar groot.’

‘Eén jongen was vroeger boer. Hij wil heel graag in de landbouw werken’

Het COA probeert gemeenten te vinden die willen meewerken aan groepsgewijze plaatsing van uitgenodigde vluchtelingen. Vooral steden en dorpen met een hoge werkgelegenheid komen in aanmerking. Verspreid over de gemeente Horst aan de Maas wonen sinds eind juni 28 Tanzanianen. Kerstiens: ‘Dit is de eerste plaatsing van een groep en het lijkt vooral voordelen te hebben. Om te beginnen kunnen de groepsleden het inmiddels opgebouwde sociale netwerk vasthouden, waardoor ze zich hopelijk minder verloren voelen in de nieuwe gemeenschap. In een grotere groep zitten bovendien altijd mensen die alles snel oppikken en die uitleg kunnen geven aan anderen als bepaalde zaken onduidelijk zijn. Daarnaast kunnen de voorzieningen in de nieuwe woonplaats aan de groep worden aangepast. Doordat het gaat om een groep met dezelfde achtergrond en dezelfde taal, zijn aanpassingen minder complex dan wanneer mensen een verschillende achtergrond hebben. Je hebt bijvoorbeeld maar één tolk nodig. Horst aan de Maas pakte het heel voortvarend aan. Een delegatie van betrokken instanties bezocht het asielzoekerscentrum in Amersfoort om kennis te maken met de groep. Ze lieten onder andere foto’s zien van de toekomstige woningen van de mensen en ze vertelden over de scholen voor de kinderen. Ook wierf de gemeente vrijwilligers die de nieuwe bewoners wegwijs gaan maken. Via onder andere de regionale pers informeerde de gemeente de inwoners van Horst aan de Maas over de nieuwe dorpsbewoners. Doordat de gemeente en de inwoners zich actief opstellen, voelen de nieuwkomers zich sneller opgenomen, denken we. In de regio zijn veel arbeidsplaatsen in de glastuinbouw. Dus als mensen willen, kunnen ze zo aan het werk. Eén jongen uit de groep was vroeger boer. Hij wil heel graag in de landbouw werken. Maar mensen met andere ambities kunnen gewoon bij het CWI terecht, want werken in de kassen is natuurlijk geen verplichting.’

De speciale opvang voor uitgenodigde vluchtelingen ligt gevoelig in de publieke opinie, erkent Kerstiens. Ze denkt dat op politiek niveau vraagtekens worden geplaatst bij het hervestigingbeleid. ‘De vraag is hoe waardevol het is om in een totaal onbekend land te integreren en hoeveel waardevoller het is om terug te keren naar het eigen land. Maar terugkeer naar het eigen land is geen optie, omdat het nog steeds onveilig is door oorlog en politieke dreigingen. Dat er discussies over zijn, betekent volgens mij niet dat deze mensen hier niet welkom zijn. Het is meer een emotionele afweging of mensen hier wel kunnen aarden.’ Rengers vult aan: ‘Het hervestigingbeleid ligt nogal eens onder vuur. Als je erover spreekt, merk je vaak dat het heel wat los maakt. “Waarom haal je überhaupt nog meer mensen naar Nederland en dan ook nog een groep die veel begeleiding nodig heeft? En er zijn al zoveel asielzoekers in Nederland, waarom geef je die niet eerst een kans?” Ik heb daar bij mijn dagelijkse werkzaamheden niet zoveel last van, omdat het COA slechts een uitvoerend orgaan is. De politiek maakt het beleid en de IND (Integratie en Naturalisatie Dienst) beslist over wie wel en niet wordt toegelaten tot het land. Toch hoop ik dat deze vorm van gastvrijheid nog lang blijft bestaan.’

Afstudeerartikel
augustus 2006
Voorwaarden voor hervestiging zijn onder andere dat de vluchtelingen geen mogelijkheden hebben om terug te keren naar het eigen land of zich te vestigen in het eerste opvangland. Na de selectie van het UNHCR voert de IND ter plekke een tweede procedure uit. Hierbij controleert men of de vluchtelingen aan het Nederlandse toelatingsbeleid voldoen. Martin Dijkhuizen, medewerker Hervestigingszaken van de IND: ‘Een belangrijke overweging is of iemand wel of niet zal integreren in de Nederlandse samenleving. Over het algemeen zijn de uitlatingen van de vreemdeling van belang. Als iemand zich afzet tegen onze normen en waarden en wetgeving kunnen wij in een gesprek de vraag stellen of een toekomst in Nederland wel in zijn of ons belang is. Je moet hierbij denken aan sterk afwijkende ideeën over gelijke rechten voor man en vrouw, etnische, godsdienstige of andere minderheden. Naar leeftijd, gezondheid of opleiding kijken we niet, wel naar iemands kwetsbaarheid in een kamp. Alleenstaande vrouwen of moeders en alleenstaande minderjarigen worden daarom sneller geselecteerd.’
Rizo Obid (48) is een charmante tengere man met pretoogjes. Hij woont sinds vijf maanden in Nederland en komt oorspronkelijk uit Oezbekistan. Obid: ‘Mijn vluchtverhaal heeft vooral te maken met mijn beroep. Ik werkte als reporter voor Voice of America en voor Radio Vrijheid. Ik stelde mij als journalist en dichter kritisch op tegenover het bewind van president Islam Karimov. Over het slechte en gewelddadige bewind van zijn regering schreef ik een kritisch gedicht dat is gepubliceerd. Het gedicht was blijkbaar beledigend voor de president en daarom spande de overheid een zaak tegen mij aan. Maar eerdere artikelen hebben daar waarschijnlijk ook mee te maken.
Ik had sowieso al een slechte naam. Ook in 1995 ging ik voor vijf jaar de gevangenis in. Omdat ik daar nu geen zin in had, vluchtte ik naar Kazachstan. Daar meldde ik me bij het kantoor van de UNHCR om politiek asiel aan te vragen. Volgens vrienden die zijn achtergebleven, hangen overal posters met mijn gezicht erop. Ik word afgeschilderd als voortvluchtige terrorist.’
Na verloop van tijd ben ik door de Nederlandse overheid uitgenodigd om hier te komen wonen. Ik had eerder een paar Nederlanders ontmoet. Dus ik wist wel iets over het land. Maar ik had geen speciale voorkeur voor Nederland. Als ik in Amerika of Tsjechië had kunnen wonen was het ook prima. Het gaat me vooral om mijn veiligheid.
Ik ben bezig met het leren van Nederlands en dat is niet gemakkelijk, terwijl ik al negen talen spreek. Voor mij is inburgeren heel vanzelfsprekend. In het asielzoekerscentrum bereik ik veel, maar toch zal ik het beste inburgeren als ik een eigen woning heb en een plek in de maatschappij.