In juli werd de Herbergier in Arnhem geopend. De oprichters van de Herbergier wonen en leven samen met de ‘gasten’.
Simone Paauw
In de ruime, lichte en stijlvol ingerichte woonkamer van de Herbergier in Arnhem zitten om half tien ’s morgens vier bewoners te ontbijten. Zij eten hun boterham van ouderwetse, breekbare porseleinen borden en drinken hun koffie of thee uit bijpassende kopjes. Vers brood en beleg liggen aantrekkelijk uitgestald op tafel. Onder de tafel zit kat Karel te wachten tot er een stukje brood valt. Hond Kees ligt onopvallend in zijn mand. Medewerkster Marie Hélène van Gestel (42) zit naast professor Van Gelder met haar arm om hem heen geslagen. Ze helpt hem met eten en praat met hem en de andere bewoners. Niet alle bewoners zijn al uit bed. Bij de Herbergier worden de bewoners pas uit bed geholpen als ze uitgeslapen zijn.
Particulier
De Herbergier is een particuliere woonleefgemeenschap in een fraai nieuw pand in Arnhem. De twee oprichters Adriaan Koenen (B-verpleegkundige) en Gherina van de Vuurst wonen met hun zoon David (13) in hetzelfde pand. In de Herbergier gaat het vooral om het leefgenot van de vijftien ‘gasten’, zoals de bewoners genoemd worden. De bewoners hebben geheugenproblemen en huren een appartement of kamer. Voor de zorg betalen ze met hun PGB. Een van de uitgangspunten van de Herbergier is de keuzevrijheid van de bewoners. “Het draait meer om het leven dan om de zorg”, vertelt Adriaan Koenen. “De zorg is slechts een middel om het leven zo aangenaam mogelijk te maken. De mensen leven hier op een manier die ze zelf kiezen en prettig vinden. Wij passen ons aan bij het ritme van de gasten.”
In de Herbergier staat de vrijheid van de bewoners hoog in het vaandel. Hoewel de bewoners geheugenproblemen hebben en zouden verdwalen als ze weglopen, zijn de buitendeur en de poort alleen ’s nachts op slot. Als een bewoner naar buiten gaat, loopt een van de medewerkers gewoon mee. Ook worden de gasten nooit gefixeerd om te voorkomen dat ze onrustig worden. Adriaan Koenen vindt dat je dan juist méér moet gaan lopen met de bewoner, om te oefenen. Ook wordt er bij de Herbergier niet aan ‘bezigheidstherapie’ zoals bingo gedaan. Adriaan Koenen: “De gasten moeten zoveel mogelijk eigen keuzes kunnen maken in wat ze doen en laten. Hebben ze zin om een spelletje te doen, dan doen wij mee. Maar bewoners mogen zich ook vervelen als ze dat willen. Komt er bezoek dat tot twee uur ’s nachts wil blijven of wil overnachten? Prima, dat zou je iemand in zijn eigen huis toch ook niet gaan verbieden?”
Privacy
Wonen en werken op één plek ziet het stel absoluut niet als een probleem. De zorg voor bewoners zien ze niet als werk, maar als een manier van leven. Ze hebben voldoende privacy, kunnen de deur uit wanneer ze maar willen en zijn in de vijf maanden dat de Herbergier nu draait nog maar twee keer uit bed gebeld door de nachtdienst. Adriaan Koenen en Gherina van de Vuurst vinden het helemaal niet erg om minder privacy en vrije tijd te hebben. En afstand nemen en je even echt los maken van de sores op het werk, zoals een ander misschien zou doen als hij de deur van zijn werk achter zich dichttrekt, vinden zij absoluut niet nodig. Gherina van de Vuurst: “Wij willen juist helemaal geen professionele afstand voelen tot onze gasten. Professionele afstand is een gecreëerd iets en draagt er niet aan bij dat bewoners in verzorgings- en verpleeghuizen voelen dat ze er nog mogen zijn.” Adriaan Koenen voegt daaraan toe: “Ik zou de hond bij wijze van spreken kunnen leren om de medicijnen rond te delen, maar daar gaat het niet om in de zorg voor mensen. Voor ons is de essentie dat we mensen een goed gevoel geven. Dat ze gewaardeerd en gekoesterd worden.”
Opleidingseisen
Omdat de zorg slechts een middel is en niet een doel op zich, hebben Adriaan Koenen en Gherina van de Vuurst zich bij de selectie van medewerkers niet erg beziggehouden met opleidingseisen. Van de negentien betaalde medewerkers hebben er vier geen opleiding als verpleegkundige of verzorgende. Adriaan Koenen: “Hier gaat het erom dat je zorgzaam bent en je hart op de goede plaats hebt zitten. Iedereen doet gewoon alles. Voor specifieke zorgtaken, zoals de behandeling van decubitus, hebben we wél gespecialiseerde verpleegkundigen.”
Marie Hélène van Gestel is opgeleid als activiteitenbegeleidster en heeft de zorgtaken in de praktijk geleerd. Als professor Van Gelder klaar is met eten, gaat ze samen met collega Nadine Reukers naar de kamer van mevrouw Karels om haar uit bed te helpen. Nadine Reukers (34), is afkomstig uit de commerciële sector en doet nu de mbo-opleiding Maatschappelijke Zorg (voorheen SPW). De kamer van mevrouw Karels is een van de kleinere woonruimtes in het pand, maar telt toch nog zo’n 30 vierkante meter. Er ligt een mooie houten vloer, de muren zijn sfeervol behangen en de kamer is ingericht met meubels en wandkleden uit haar voormalige woning. In de kamer klinkt muziek van Leonard Cohen. Marie Hélène van Gestel en Nadine Reukers nemen rustig de tijd voor het wassen, aankleden en uit bed halen van mevrouw Karels. Ze heeft veel pijn bij het bewegen en ook last van decubitus op haar stuit. Om te voorkomen dat mevrouw Karels gaat krabben tijdens het wassen, houdt Marie Hélène van Gestel haar hand vast en ze probeert haar gerust te stellen door te praten en een beetje te knuffelen. “Haast hebben we hier nooit”, zegt Marie Hélène van Gestel. “Volgens mij werkt dat bij deze mensen alleen maar averechts, net als bij kinderen. Maar natuurlijk moeten we er wel op aan sturen dat dingen op tijd gebeuren.”
Roze peignoir
Als mevrouw Karels fris gewassen, besprenkeld met een beetje parfum en keurig aangekleed in haar rolstoel achter een boterham zit, helpt Marie Hélène van Gestel haar met het een voor een slikken van wel tien pillen. Ook hier neemt ze de tijd voor. Ondertussen speelt Nadine Reukers kaart met meneer Koops. Ondanks zijn dementie is hij nog erg handig in het spelletje. Het is al kwart voor twaalf als mevrouw Van Gelder, de echtgenote van de professor in een roze peignoir de gemeenschappelijke woonkamer binnen wordt gereden in haar rolstoel en bij haar man aan tafel gaat zitten. Voordat ze gewassen en aangekleed wordt, eet ze een boterham. “Ik vind dat je erg laat bent vandaag”, zegt de professor. “Laat? Ik vind dat jullie juist zo vroeg zijn!”, antwoord zijn vrouw gevat. “Ik kan wel merken dat de tijd voorbij is dat je ’s morgens om kwart voor zeven uit de veren kwam”, zegt meneer Van Gelder weemoedig.
Om kwart over twaalf krijgen de bewoners gezamenlijk de lunch, soep en brood, geserveerd aan twee tafels. De bewoners van wie andere gasten vinden dat ze slechte eetgewoonten hebben, zitten aan een andere tafel om te voorkomen dat mensen zich aan elkaar gaan ergeren. Ondertussen vertellen Adriaan Koenen en Gherina van de Vuurst hoe ze op het idee zijn gekomen om te beginnen met de Herbergier. Een paar jaar geleden stonden ze op het punt te gaan emigreren. Gherina van de Vuurst had een goedlopende massagepraktijk en een webwinkel voor natuurlijke middelen voor dieren. Adriaan Koenen werkte als divisiemanager in de ouderenzorg. Ze waren allebei de regeltjes en bureaucratie in Nederland zat. Adriaan Koenen voelde zich ook niet prettig bij de gang van zaken in zorginstellingen: “Ik vroeg me op de afdelingen waar ik werkte altijd af of ik er zelf zou willen wonen als ik oud was. Meestal was het antwoord negatief. Ruim twee jaar geleden zagen we een advertentie van de Drie Notenboomen, de organisatie achter onder meer de Thomashuizen. We waren allebei meteen enthousiast en hebben gereageerd. Na een eerste gesprek bij de organisatie hebben we er goed over nagedacht en zijn we met de voorbereidingen begonnen. We hebben ons huis en de bedrijven van Gherina verkocht en zijn naar Arnhem verhuisd, omdat we daar het plan gerealiseerd konden krijgen.”
Sinterklaas
Terwijl de bewoners aan een vers kopje koffie zitten, ontspint zich aan tafel een gesprek over Sinterklaas. Over een paar dagen verwachten de bewoners en de medewerkers van de Herbergier de goedheiligman. Marie Hélène van Gestel probeert de sfeer er alvast in te krijgen. “Nog een paar nachtjes slapen”, zegt ze. “Voor wat?”, vraagt een bewoonster kritisch.
“Dan komt heel misschien Sinterklaas bij ons op bezoek.”
Deze opmerking maakt meteen allerlei herinneringen los bij de bewoners. Professor Van Gelder begint te vertellen: “Vroeger werd bij ons thuis met een zekere eerbied over Sint-Nicolaas gesproken. Met mijn zoontje ging ik naar de intocht. Hij zag toen dat het paard het een en ander liet vallen. Thuisgekomen zei hij tegen mijn vrouw: ‘Het paard van Sinterklaas is een poepzak.’” De professor moet er zelf om lachen: “Over het paard van Sint-Nicolaas durfde mijn zoontje zoiets wél te zeggen.”
In verband met de privacy zijn de namen van de bewoners gefingeerd.
Meer informatie: www.herbergier.nl.
Streamers:
‘Wij willen geen professionele afstand voelen’
‘De vrijheid van de bewoners staat hoog in het vaandel’
‘De essentie is dat we mensen een goed gevoel geven’