‘Revalidatie stopt direct bij decubitus’

Decubituspreventie bij patiënten die bedlegerig of rolstoelgebonden zijn, lijkt extra ingewikkeld. Toch gaat het goed in revalidatiecentra. Marita Schlepers doet aan preventie in het Centrum voor Revalidatie-UMCG.

Simone Paauw

Mevrouw Geerts (64) schuifelt langzaam door haar kamer als decubitusconsulent Marita Schlepers tijdens haar wondenronde binnenkomt. Bij de reumapatiënte is de linker grote teen geamputeerd. “Een direct gevolg van decubitus in combinatie met reuma en een slechte doorbloeding”, vertelt Marita Schlepers. Zij is decubitusconsulent van het Centrum voor Revalidatie UMCG in Haren. “Door een reumaknobbel ontstond extra druk op de huid van haar teen. Al snel werd het bot aangetast door de decubitus. Dan is er meestal geen weg meer terug; geïnfecteerd bot geneest moeilijk. De teen van mevrouw Geerts is al op 18 april geamputeerd. Door de slechte doorbloeding geneest de wond heel langzaam. Toch is mevrouw vandaag tevreden: “Het is in ieder geval zo ver dat er geen pus meer uitkomt. Maar de pijn is wel toegenomen sinds de wondbehandeling is gewijzigd.” Van Marita Schlepers’ voorstel om terug te gaan naar de minder pijnlijke behandeling, wil ze desondanks niets weten: “Als de wond sneller geneest door dit middel dan heb ik dat toch liever.”

Risicogroep

Met haar reuma, haar slechte doorbloeding en haar leeftijd behoort mevrouw Geerts tot de grote risicogroep voor decubitus in het revalidatiecentrum. Marita Schlepers: “Zeker 80 procent van onze patiënten hoort bij de risicogroep. De gevolgen van decubitus zijn groot; de revalidatie staat meteen stil als decubitus wordt geconstateerd. Patiënten kunnen niet deelnemen aan allerlei therapieën en trainingen, waardoor hun verblijf onnodig wordt verlengd. Daarom zijn alle disciplines gericht op het voorkomen van decubitus. Het heeft ieders aandacht. Ik ben daarbinnen de spin in het web. Naast wondcontroles en behandeling ben ik betrokken bij het maken van nieuwe protocollen over preventie en behandeling van decubitus. Ik zorg ervoor dat binnen alle afdelingen volgens die protocollen wordt gewerkt. Ik overleg met verpleegkundigen, ergotherapeuten, fysiotherapeuten, de chirurg, de orthopedisch instrumentenmaker, de diëtist, de psycholoog en het maatschappelijk werk en ik adviseer de revalidatiearts over het behandelen van de wonden.”

Korte lijntjes

Volgens de cijfers van Revalidatie Nederland, de koepel van revalidatiecentra, gaat het goed met de preventie van decubitus. Volgens Marita Schlepers komt dat voor een deel door het interdisciplinaire werken binnen het revalidatiecentrum: “De lijntjes zijn kort en de communicatie gaat snel. Aanpassingen kunnen snel worden ingevoerd. In een ziekenhuis zijn de zorgverleners bovendien vaak meer gericht op zorg dan op aanpassingen om decubitus te voorkomen. Dat is wel begrijpelijk; als je op een IC bezig bent met het op gang houden van iemands ademhaling, komt decubituspreventie op een tweede plaats. Bij ons zijn patiënten in principe gezond, daarom kunnen we met ze aan de slag om decubitus te voorkomen.”

Vooral dwarslaesiepatiënten hebben een groot risico op decubitus. Zij kunnen de pijn van een beginnende decubitusplek niet voelen, waardoor er te laat ingegrepen wordt. Meneer Gelling (75) kan hierover meepraten. Hij heeft een dwarslaesie sinds 1964, veroorzaakt door een ontsteking in zijn ruggenwervel. Hij is verlamd vanaf zijn borst.

Vacuüm zuigen

Terwijl Marita Schlepers een wond op zijn linkerbil opmeet, vertelt meneer Gelling: “Ik heb al zo vaak decubitus gehad dat ik het niet meer kan tellen. Vroeger was er geen aandacht voor preventie. Zelf wist ik ook niet goed hoe het te voorkomen, er waren volgens mij ook geen hulpmiddelen voor. Meerdere malen heb ik maandenlang door moeten brengen in een revalidatiecentrum, ver weg van huis, om te herstellen.” Door de meest recente decubituswond is meneer Gelling weer in het revalidatiecentrum beland. Nadat ze de wond heeft opgemeten, voert Marita Schlepers de voorbereidende handelingen uit voor de behandeling met het zogenoemde foliesuctiesysteem. De wond wordt door een machine vacuüm gezogen, hierdoor komt een onderdruk in de wond wat de wondgenezing bevordert.

Reis

Meneer Gelling denkt dat hij de decubituswond heeft opgelopen toen hij op reis was met de Henri Dunant, het vakantieschip van het Rode Kruis. Marita Schlepers: “Ik denk dat hij tijdens die reis een beginnende decubitusplek had waar verder geen aandacht aan is geschonken. Dat is iets wat wij met onze preventie juist proberen te voorkomen. We proberen bewustwording bij de patiënten te bereiken. Zodat ze op de hoogte zijn van de risicofactoren en de manieren waarop je decubitus kunt voorkomen. Vooral dwarslaesiepatiënten moeten zichzelf dagelijks controleren op rode plekken, met behulp van een spiegel, omdat ze de wonden niet voelen. Als ze dat zelf niet kunnen, moeten ze mondig genoeg zijn om het hun zorgverleners te vragen. Ook als die het heel druk hebben en er eigenlijk niet aan toekomen. We hebben regelmatig bijeenkomsten voor bijvoorbeeld dwarslaesiepatiënten waarin we ze dit aanleren. Patiënten moeten niet alleen leren omgaan met hun handicap, maar ze moeten ook leren alert te zijn op bijkomende problemen zoals decubitus.”

Fitness

De patiënten van het revalidatiecentrum lopen decubitus vaak elders op. Niet alleen binnen zorginstellingen, maar vaak ook thuis. “Sommige mensen zorgen niet goed voor zichzelf, terwijl dat juist zo belangrijk is bij het voorkomen van decubitus. Soms is het nodig om mensen in het revalidatiecentrum op te nemen om ze opnieuw te leren hoe ze om moeten gaan met hun handicap. Dan volgen ze een programma van een aantal weken waarin ze veel informatie krijgen over het leven met hun beperkingen. Ook moeten ze deelnemen aan verschillende activiteiten, bijvoorbeeld fitness en zwemmen. En als het nodig is, proberen we mensen af te laten vallen of aan te laten komen.”

Een patiënt die veel moeite heeft met het goed zorgen voor zijn eigen lichaam is meneer Mijnders, een dwarslaesiepatiënt. Toen hij in het revalidatiecentrum kwam woog hij ruim 140 kilo.

Groenige wond

Nadat Marita Schlepers de gordijnen om zijn bed heeft gesloten, draait ze meneer Mijnders, met behulp van twee verpleegkundigen op zijn zij. In de overgang tussen zijn rechterbil en zijn been zit een forse decubitusplek die er nattig uitziet. Met de arts-assistent overlegt ze over de te volgen behandeling. De wond is nu nog flink verweekt en moet indrogen, maar het ziet er al een stuk beter uit dan een paar weken geleden. “Toen zag de wond er groenig uit door een infectie”, zegt Marita Schlepers na de behandeling. “De oorzaak van deze wond is het schuiven over het bed bij de transfer naar de rolstoel. Wrijving is naast druk een van de belangrijkste oorzaken van decubitus. Mensen met lichamelijke handicaps moeten oppassen bij transfers van het bed in de rolstoel en andersom. Patiënten die hun armen kunnen gebruiken, moeten hun onderlijf optillen bij een transfer. Daarin worden ze getraind in het revalidatiecentrum. Maar meneer Mijnders was te zwaar geworden en kon zichzelf niet meer optillen. Daardoor schoof hij met zijn zitvlak over het bed als hij in zijn rolstoel wilde gaan zitten. Een van de belangrijkste doelen van de revalidatie was daarom meneer flink af te laten vallen. Ondertussen is hij bijna veertig kilo kwijt. Hij moet gaan sporten zodra het weer kan. Ook proberen we hem aan te leren hoe hij goed met zijn lichaam om moet gaan. Helaas is het moeilijk voor hem om dat te begrijpen.”

Voetzolen

“Naarmate ik meer ervaring heb, denk ik aan steeds meer kleine dingen waarmee decubitus vermeden kan worden”, vertelt Marita Schlepers. “Een heel groot onderdeel van mijn werk is het opsporen van de oorzaak. Als dat niet direct duidelijk is, gaan we met alle disciplines de mogelijkheden na. Mogelijk is er een aanpassing van het matras nodig, aan de rolstoel, of aan het schoeisel. Zo hadden wij eens een dwarslaesiepatiënt met decubitus aan zijn voetzolen. Een heel vreemde plek voor iemand die niet kan staan. Hij had aangepaste spullen en zelf had hij ook geen idee waar de decubitus vandaan kwam. Na een tijdje ontdekte ik dat de voetsteunen van de postoel die hij hier in het revalidatiecentrum gebruikte, net te hoog waren. Daardoor leunde hij met iets teveel gewicht op zijn voeten. Omdat hij veel last had van obstipatie, duurde zijn stoelgang vaak lang. Lang genoeg om decubitus te ontwikkelen. Zo ontdek je steeds nieuwe factoren die je mee kunt nemen in de preventie van decubitus.”

STREAMER
Dwarslaesiepatiënten voelen de wonden niet
Pas op bij transfer van bed in rolstoel
Decubitus door hoogte van voetsteunen aan postoel

Deze reportage verscheen in Bijzijn, Editie Ziekenhuizen, nummer 5, september 2007
Prevalentiemeting revalidatiecentra
Het gaat goed met de preventie van decubitus in revalidatiecentra in Nederland, blijkt uit een landelijke prevalentiemeting in 24 revalidatiecentra. In de centra blijkt slechts een klein percentage patiënten decubitus op te lopen, terwijl een groot deel van de patiënten is aangewezen op een rolstoel of langdurig bedlegerig is. Uit de meting bleek dat 114 van de 1309 revalidanten (8,7 procent) op dat moment decubitus hadden. De meeste patiënten liepen decubitus op buiten het revalidatiecentrum. 39 Patiënten (1,2 procent) liepen de decubitus wél op binnen het revalidatiecentrum en daarvan hadden 16 patiënten decubitus in graad 2 of 3. Graad 4, de ergste vorm van decubitus, kwam alleen voor bij patiënten die het buiten het revalidatiecentrum hadden opgelopen. De groep die het vaakst last had van decubitus, bestond uit tien personen met een hoge dwarslaesie.
Afgaand op de cijfers van de Landelijke Prevalentiemeting Zorgproblemen 2006, door de sectie Verplegingswetenschappen van de Universiteit Maastricht, doen revalidatiecentra het goed op het gebied van decubituspreventie. Decubitus werd aangetoond bij bijna 24 procent van de populatie van algemene ziekenhuizen, bijna 15 procent van de academische ziekenhuizen, iets meer dan 10 procent van de verzorgingshuizen en bijna 10 procent van de cliënten in de thuiszorg. Graad 1 werd niet meegeteld, omdat die fase van decubitus moeilijk aan te tonen is.