Journalist Ed van Es uit de roman Collega Vink vermoord speelt een soort dubbelrol als journalist-detective. Ook in latere romans komt de speurende journalist nog geregeld voor. Het beeld van de journalist als speurneus is typerend voor de nieuwe journalistieke rol in de jaren zestig, waarin de onderzoeksjournalistiek flink terrein begint te winnen. In de gehele westerse samenleving ontstond de zogenoemde kritische cultuur. In de gehele samenleving groeide het wantrouwen ten opzichte van de gevestigde instituties en de daaruit voortvloeiende normen en waarden. De journalistiek moest zich ontworstelen aan de invloed van deze instituties en nam het op zich het gezag te controleren, het publieke belang te bewaken en de burger hierover te informeren. Geïnspireerd door onthullingen als het Watergate-schandaal en de Lockheed-affaire hielden journalisten zich vanaf de jaren zeventig bezig met het diepgaand speuren naar crises, conflicten, affaires en andere misstanden.
Ook fictief journalist Rutger Lemming doet in de reeks van Rinus Ferdinandusse aan tamelijk sensationele onderzoeksjournalistiek. Op vage wijze betrokken geraakt bij moordenaars, vreemde complotten, georganiseerde misdaad en politiek incorrecte figuren loopt Lemming geregeld tegen stevige vuisten op. In één van de romans, Zij droeg die nacht een paars corset uit 1967, komt hét beeld van de jaren zestig terug. Tijdens de wekenlange voorbereidingen op het huwelijk van prinses Beatrix en Claus von Amsberg krijgt Lemming vermoedens over een complot dat zijn hoogtepunt zal krijgen op de grote dag zelf. Maar gaat het om provo’s die dreigen XTC aan het leidingwater van Amsterdam toe te voegen (wat juist bij zou kunnen dragen aan de feestvreugde), of gaat het toch om een ergere bedreiging?
Over de provo’s tijdens hét huwelijk schrijft Huub Wijfjes in Journalistiek in Nederland het volgende:
‘… het was zonneklaar dat de provobeweging (voorzover dat woord van toepassing is op het kleine anarchistische gezelschap dat tussen 1965 en 1967 de gemoederen bezighield) bij uitstek had geprofiteerd van de opmerkelijke voorkeur van televisie “images” en “pseudogebeurtenissen” De provo’s bereikten met hun sterk visuele en symbolische presentatie zelfs een populariteit die in geen enkele verhouding stond tot hun omvang. De ongeveer tien Amsterdamse provo’s hadden een “imago” opgebouwd; een grotendeels uit kunstmatige elementen samengestelde voorstelling van iets dat ze wilden zijn. De witte fietsen en spijkerpakken, de ludieke manifestaties bij ’t Lieverdje en nu een witte rookpluim werkten als een rode lap op een stier bij de politie, die er dan ook met knuppel en paarden op los ging. Deze confrontatie van in donker uniform gestoken politieagenten met de witte provo’s trok persfotografen en televisie met magnetische kracht naar zich toe, terwijl tal van programmamakers eigenlijk nog erg sceptisch waren over de betekenis van provo.’ 1
Dit beeld van de aantrekkingskracht van de provo’s op de journalistiek en de politie is duidelijk terug te vinden in Zij droeg die nacht een paars corset:
‘In de provokelder was het veel stiller dan anders. Twaalf jongens en meisjes oefenden een soort volksdans. Aan de kant zat een meisje met een koekblik waar ze op trommelde en ze zong, vrij monotoon: “Wiedergutmachung, wiedergutmachung, wiedergutmachung, etc.” De dansers versterkten de zang door af en toe in te vallen. Verder sloegen ze met de handen tegen elkaar alsof het gewoon de driekusman was. Joop vroeg waarom deze stille demonstratie binnenshuis gehouden werd. Een bebaarde jongen legde uit dat morgen de Duitse televisie opnamen kwam maken en dat ze een nummer klaar wilden hebben dat ze daarginds ook zouden begrijpen.
We gingen naar de Karthuizerstraat waar een paar provo’s wonen. Het is een beroemd huis, vooral omdat tegenover dat huis het huis staat waar een pater- jezuïet woont, tevens journalist, die het jeugdige volkje vaak bemoedigende woorden toevoegt. Dat brengt hem soms in staat van oorlog met de hele moederschoot van Rome en dan steken de provo’s op hun beurt weer over en spreken hem moed in.
Het kostte moeite om binnen te komen, want er was juist een vergadering van het provo-oranje-komité “De parel van de Jordaan” dat pas onlangs was opgericht en in zijn eerste manifest o.m. stelde: “Aangezien het politieapparaat, de justitie en de openbare (?) communicatiemiddelen, de uit oprechte overtuiging gegroeide (40-45) bezwaren van deze bevolkingsgroepen (lees: Joden, Zigeuners, kommunisten, socialisten, provoos, republikeinen e.a. realisten) stelselmatig verkracht hebben, rest ons komité slechts het laatste (treurige) middel… Provocatie! De verwerkelijking hiervan ziet ons komité in het doen aanbieden van een “Anti-Huwelijksgeschenk” en het doen ontsteken van een anti-vuurwerk en het doen plaatsvinden van andere anti-festiviteiten”…
Er was een korte pauze in de vergadering, want toen wij binnenkwamen sprak iedereen door elkaar. Ik kende een aantal. Ik werd vluchtig voorgesteld aan een nieuwkomer die bezig was naam te maken, Bernard de Vries, die een half uur tevoren, naar ik hoorde, had meegedeeld dat hij een adres had waar rookbommen besteld konden worden. (Later werd De Vries provo-gemeenteraadslid; hij verbleef toen ergens in Zuid waar hij in de buurt bekend werd als iemand die kinderen wegjoeg omdat hij bang was dat ze krassen zouden maken op zijn vervoermiddel.)
Een punt van bespreking was ook geweest: het maken van nieuwe geruchten over het PROVOVERFKANON, waarvan het bestaan door het Belgische zondagsblad Kwik was onthuld en waarnaar de politie in de omgeving van de Westerkerk ijverig zocht. Het kanon zou de arriverende bruidsstoet op tien maart met oranje verf beschieten. Van tijd tot tijd deed de politie invallen in de meest strategisch gelegen huizen rond de Westerkerk.’2