2.1 Het proces van de ontzuiling en democratisering

Het op bladzijde 8 beschreven bisschoppelijke mandement had een effect dat tegengesteld was aan dat wat de Rooms Katholieke kerk had gehoopt te bereiken. Veel katholieken realiseerden zich dat de hiërarchische macht binnen de kerk op een aantal gebieden nogal achterhaald was. Juist doordat de televisie steeds meer terrein begon te winnen, werd het voor veel mensen mogelijk zich makkelijk buiten de zuilen om te informeren. Zo ontstond er een bredere kijk op de wereld en werd een kritischere blik meer gestimuleerd. Óók katholieken maakten hun eigen beslissingen over hoe hun leven in te richten. Hoe anders de situatie medio 1964 was geworden, blijkt uit het volgende citaat uit het boek Luizen in de Pels:

‘En toen Nederland door een nationale hysterie werd bevangen omdat een satirisch VARA-programma zo driest was geweest om vast te stellen, dat de moderne mens met meer eerbied opziet naar de televisieantenne dan naar het Kruis, was het dezelfde Bekkers (Mgr. W.M. Bekkers, SP) die openlijk sprak over een, uit “aversie tegen de VARA”, geboren “brok schijnheiligheid en onoprechtheid”. Het geschiedde in 1964, tien jaar nadat Bekkers’ bisschoppelijke voorgangers zelfs het luisteren naar gevaarloos amusement als de VARA- “Showboat” hadden verboden op straffe van onthouding der heilige Sacramenten.’ 1

Eén van de belangrijkste factoren van de vernieuwingsgolf in de jaren zestig was het maatschappelijke verlangen naar democratisering. Werden eerder allerlei zaken door autoriteiten en leidinggevenden in achterkamertjes geregeld, nu eisten groepen en individuen inspraak. Dit proces speelde zich in de hele samenleving af. In de journalistieke wereld werd de eis gesteld dat het geestelijk eigendom van de krant of het tijdschrift bij de redactie zou komen te liggen en dat bij verkoop of fusie de redactie geraadpleegd zou worden. Er werd vervolgens onder andere een statuut voor hoofdredacteuren ontworpen, dat echter strandde omdat de gewone redacteuren hiermee nog geen medezeggenschap hadden. Na heel veel gesteggel werd in 1976 een model-redactiestatuut in de CAO opgenomen. Redactiestatuten werden vervolgens bij de meeste dagbladen en tijdschriften ingevoerd, hoewel dat niet altijd zonder slag of stoot gebeurde. Redacties waren nu formeel onafhankelijk van de directies en andere krachten buiten de redacties, zoals partijen, kerken en adverteerders.

Over deze processen komt niet expliciet iets terug in de fictieve romans die zich in de jaren zestig afspelen. Wél wordt in tegenstelling tot in de jaren vijftig de politieke of kerkelijke kleur van het blad waar de journalist werkt niet meer genoemd. Groter belang wordt gehecht aan het gegeven of de desbetreffende journalist bij een sensatieblaadje werkt of bij een serieuze krant en bij een landelijke krant in Amsterdam of een regionaal krantje.

Lees verder →

Noten

  1. Amerongen, Martin van, Blokker, Jan, Run, Herman van, red., Luizen in de pels, honderd jaar journalistiek in Nederland, 1984, pagina 98