Uit mijn onderzoek blijkt dat het beeld van journalisten en de journalistiek in fictieve Nederlandstalige romans redelijk overeen te komen met de ontwikkelingen in de journalistieke cultuur. De fictieve journalisten van de jaren vlak na de oorlog krijgen met perszuiveringen te maken. Zij maken datgene mee dat journalisten in de realiteit ook meekregen. Het grootste deel van de journalisten bleef immers, om brood te verdienen of uit kortzichtigheid, tijdens de bezetting gewoon bij de legale pers werken. De fictieve journalisten van de jaren vijftig draaien keurig mee in het verzuilde systeem en ‘werken’ al zuipende dagenlang aan een journalistieke reportage. Verzet tegen de verzuiling, wat een mooi onderwerp voor een geromantiseerd verhaal zou kunnen opleveren, komt in de journalistenromans niet voor. In de jaren zestig komt de grotere invloed van televisie ook in de journalistenromans aan bod. Ook de veranderende houding ten opzichte van objectiviteit is waarneembaar in de romans. Ook de nieuwe rol als waakhond van de publieke belangen en de bewaker van de democratie komt aan bod. Vanaf jaren tachtig beginnen, vooral oudere, journalisten met weemoed te kijken naar het verleden, toen alles beter was. De jongere fictieve journalisten daarentegen vinden het veel vanzelfsprekender zich te conformeren aan de eisen van de oplage- en kijkcijferpeilingen.
Al met al is de manier waarop fictieve journalisten in relatie tot het tijdbeeld worden afgeschilderd niet zo positief. De hoofdpersonages in de romans zijn ijdele, schijnheilige mannen die, onder de vlag van hun fatsoenlijke katholieke tijdschrift, hun collega’s in een kwaad daglicht stellen. Of plagiërende oude mannen met heimwee naar de goede oude tijd en helende ex-televisiejournalisten die met ‘gevonden’ laptops hun carrière weer op de rails willen zetten. Echte helden kom je in de journalistenromans niet tegen. Geen échte dappere mannen of vrouwen die goedlopende verzetskranten uit de grond stampten. Geen detective-journalisten die, zonder zelf vuile handen te krijgen, echte tegels wisten te lichten. Geen reporters die na het zestigste levensjaar nog spectaculaire artikelen schreven en in hoog aanzien stonden bij hun collega’s en het publiek. Niets van dat alles. Maar misschien zou dat ook wel veel te saai zijn geworden.
In veel romans dringt het op dat moment actuele tijdsbeeld in meer of mindere mate door. Toch is het heel lastig om dit concreet aan te tonen. Als je het hele boek leest, merk je dat bepaalde zaken NIET (meer) genoemd worden, omdat ze inmiddels achterhaald zijn. Over het geheel van alle romans is waar te nemen dat de ontwikkelingen in de realiteit ook in zekere mate een rol spelen in de romans. Voorbeelden van zaken die op een zeker moment niet meer genoemd werden zijn de confessionele of politieke kleur van de kranten of weekbladen of juist de afwezigheid daarvan. Ook komt in de latere jaren minder aan bod welke rol figuren uit de romans speelden in de tweede wereldoorlog. In de jaren negentig en aan het begin van de 21ste eeuw doet dat er minder toe dan eerder.
Er zijn natuurlijk ook romans waarin het tijdsbeeld, wat betreft de journalistieke ontwikkelingen, helemaal niet zo erg terugkomt. Wat betreft communicatiemiddelen blijft het verhaal dan misschien wat achter bij het heden, maar sommige verhalen zijn heel tijdloos. Daarin wordt niet gerept over bezetting, verzuiling, ontzuiling, democratisering, commercialisering, fusies en ontslagrondes. Daar gaat het om wie de moord heeft gepleegd heeft, hoe de band met de moederfiguur was of welke maatschappelijke ontwikkelingen zich hebben afgespeeld in de afgelopen decennia. Algemene onderwerpen die binnen vele contexten kunnen worden beschreven. De keuze voor een journalist als hoofdpersoon lijkt toevallig. Ook kan het handig zijn om de hoofdpersoon het journalistieke vak te laten uitoefenen om hem of haar in bijzondere situaties verzeild te laten raken. Hiermee hoeft niet per se veel over het vak gezegd te worden.
De keuze voor weergave van het tijdsbeeld heeft, daar waar het toegepast wordt, natuurlijk een functie. Rinus Ferdinandusse hangt zijn verhalen voor een groot deel zelfs op aan de actualiteit. Het huwelijk tussen Beatrix en Claus vormde het perfecte decor van een ingewikkeld gewelddadig complot. Met hoofdpersoon Rutger Lemming wandel je door het Amsterdam, centrum van de Nederlandse journalistiek, van eind jaren zestig, begin jaren zeventig. Ook in de boeken over Koos Tak van Eelke de Jong en Rijk de Gooijer komen actuele gebeurtenissen aan bod. Tak reist bijvoorbeeld af naar Friesland voor de Elfstedentocht. Het geven van een tijdsbeeld geeft een zekere geloofwaardigheid aan de romans. Het verhaal is dan wel verzonnen, maar door het gebruik van actuele gegevens komt het realistisch over. Het heeft bijvoorbeeld waarschijnlijk niet zoveel zin om een journalistenroman over een fatsoenlijke journalist bij een heel erg confessionele krant te schrijven dat zich in 2006 afspeelt, tenzij het duidelijk blijkt dat het over bijvoorbeeld het Reformatorisch Dagblad gaat. Of dit zal aanslaan bij het brede publiek is dan nog maar de vraag. Tenzij er flink met modder gegooid wordt natuurlijk!